
Het grootste oesterveld dat ik op mijn wadlooptochten ben tegen gekomen ligt tussen Texel en Vlieland. Met een lengte van bijna 1,5km is het bijna een vierkante kilometer groot. Groot genoeg dat het zichtbaar is vanuit de ruimte.

Het veld bestaat grotendeels uit de Japanse Oester. Hoewel dit een invasieve exoot is die door de oestertelers in Zeeland is geïntroduceerd, is dit een natuurlijk gegroeid rif en niet voor de oesterteelt aangelegd. Losse oesters hebben het zwaar op het wad en kunnen zich nauwelijks staande houden in de dynamiek. Als ze bijvoorbeeld onder een laag sediment terecht komen verhongeren ze. Door in riffen bij elkaar te staan, kunnen ze zich wel handhaven. Jonge oesters hechten zich aan de volwassen exemplaren om te voorkomen dat ze meegenomen worden door de stroming.


Veel mossel- en oesterriffen zijn verloren gegaan door o.a. ziekten en de visserij. Omdat het erg moeilijk is voor schelpdieren om zich op de kale zeebodem te vestigen, gebeurt het maar zelden dat er een nieuw rif ontstaat. Dit terwijl dit soort riffen hotspots voor de biodiversiteit zijn waar wieren zich aan kunnen hechten en jonge vissen kunnen schuilen. Daarom werken verschillende natuurorganisaties samen om op de Noordzee dergelijke riffen een kickstart te geven.

